EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H2548

Aanbeveling (EU) 2022/2548 van de Raad van 13 december 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak ten aanzien van reizen naar de Unie tijdens de COVID-19-pandemie en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/912

ST/15535/2022/INIT

PB L 328 van 22.12.2022, p. 146–152 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2022/2548/oj

22.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/146


AANBEVELING (EU) 2022/2548 VAN DE RAAD

van 13 december 2022

betreffende een gecoördineerde aanpak ten aanzien van reizen naar de Unie tijdens de COVID-19-pandemie en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/912

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 juni 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 (1) over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking aangenomen.

(2)

Sindsdien hebben de toenemende vaccinatiegraad wereldwijd, met vaccins die een hoog niveau van bescherming bieden tegen ernstige ziekte en overlijden, en de circulatie van de omikronstammen BA.4 en BA.5, die sinds juli 2022 wereldwijd overheersen en doorgaans minder ernstig ziek maken dan de eerdere deltavarianten, tot een aanzienlijke verbetering van de epidemiologische situatie geleid.

(3)

Gezien de huidige en verwachte epidemiologische situatie lijkt het derhalve passend aan te bevelen de beperkingen op reizen naar de Unie op te heffen. Alle lidstaten en landen waarop het Schengenacquis van toepassing is, hebben deze beperkingen reeds tijdens de zomer ingetrokken.

(4)

Aanbeveling (EU) 2020/912 bevat onder meer, in bijlage I, een lijst van derde landen, speciale administratieve regio's en andere territoriale entiteiten en autoriteiten (“derde landen of regio's”) die voldoen aan de epidemiologische criteria van die aanbeveling en waarvoor de beperking van niet-essentiële reizen vanuit die derde landen of regio's naar de Unie kan worden opgeheven. Door de versoepeling van de beperkingen is die lijst niet langer nodig en moet zij derhalve worden ingetrokken.

(5)

Het SARS-CoV-2-virus circuleert echter nog steeds. Daarom moeten de lidstaten klaar staan om op gecoördineerde en evenredige wijze op te treden indien de epidemiologische situatie aanzienlijk verslechtert, onder meer als gevolg van de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant.

(6)

Met name wanneer de epidemiologische situatie in een derde land of regio aanzienlijk verslechtert, moeten de lidstaten, waar nodig, niet-essentiële reizen beperken, behalve voor personen die gevaccineerd of hersteld zijn of die binnen 72 uur vóór hun vertrek negatief hebben getest op een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT). Dit mag de lidstaten niet beletten bij aankomst aanvullende maatregelen te nemen, zoals aanvullende tests, zelfisolatie of quarantaine.

(7)

Wanneer een lidstaat overeenkomstig Aanbeveling 2022/107 van de Raad (2) beperkingen in verband met COVID-19 invoert, moeten de lidstaten, binnen de structuren van de Raad en in nauw overleg met de Commissie, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Gezondheidsbeveiligingscomité, samenwerken om te bepalen of soortgelijke beperkingen moeten worden ingevoerd voor reizen vanuit derde landen naar de lidstaten. Informatie over nieuwe maatregelen zou zo spoedig mogelijk en in de regel ten minste 48 uur vóór de inwerkingtreding ervan moeten worden bekendgemaakt, rekening houdend met het feit dat in epidemiologische noodgevallen enige flexibiliteit vereist is.

(8)

In dat verband moet het digitale EU-covidcertificaat, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (4), het ijkpunt blijven om bewijs te leveren van vaccinatie, herstel of tests. Dit moet ook gelden voor certificaten die zijn afgegeven door derde landen die vallen onder een uitvoeringsbesluit dat is vastgesteld op grond van artikel 3, lid 10, of artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(9)

Voorts moeten de lidstaten, wanneer in een derde land of regio een zorgwekkende of belangwekkende variant opkomt, de mogelijkheid behouden om op gecoördineerde wijze dringende, in de tijd beperkte en flexibele maatregelen te nemen om de introductie van een dergelijke zorgwekkende of belangwekkende variant in het land te vertragen en voor te bereiden.

(10)

Deze aanbeveling moet ook voorzien in de nodige vrijstellingen van beperkingen op reizen vanuit derde landen naar de lidstaten. Personen die voor een essentiële behoefte of functie reizen, moeten naar de lidstaten en andere landen waarop het Schengenacquis van toepassing is, kunnen reizen, ook wanneer de noodrem van toepassing is. Daartoe moet de lijst van essentiële reizigers worden aangepast om deze te beperken tot personen die zelfs in dergelijke situaties moeten kunnen reizen.

(11)

Evenzo moeten burgers van de Unie en onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven steeds de mogelijkheid hebben om terug te keren naar hun lidstaat van nationaliteit of verblijf, waar zij bij aankomst echter aan maatregelen kunnen worden onderworpen. Kinderen jonger dan twaalf jaar mogen niet worden verplicht in het bezit te zijn van een vaccinatie-, herstel- of testbewijs.

(12)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling. Aangezien deze aanbeveling voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze aanbeveling, of het deze zal uitvoeren.

(13)

Deze aanbeveling vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (5). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming ervan en is niet onderworpen aan de toepassing ervan.

(14)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (7).

(15)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (9).

(16)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11).

(17)

Alle lidstaten moeten, in het belang van de goede werking van het Schengengebied, op gecoördineerde wijze over de eventuele herinvoering van beperkingen van niet-essentiële reizen naar de Unie besluiten,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING AANGENOMEN:

Opheffing van de reisbeperkingen

1)

Met ingang van 22 december 2022 zouden alle COVID-19-gerelateerde beperkingen voor reizigers naar de Unie moeten worden opgeheven.

Voorschriften voor reizen in geval van een ernstige verslechtering van de epidemiologische situatie

2)

Wanneer dat nodig is om een ernstige verslechtering van de epidemiologische situatie in de lidstaten of in derde landen aan te pakken, zouden de lidstaten, in voorkomend geval, op gecoördineerde wijze binnen de Raad en in nauwe samenwerking met de Commissie moeten besluiten over de herinvoering van passende voorschriften voor reizigers vóór hun vertrek. Het zou daarbij kunnen gaan om een van de onderstaande voorschriften of een combinatie daarvan:

a)

de reiziger heeft uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in de Unie de laatste aanbevolen dosis ontvangen in het kader van een primaire vaccinatiereeks van een van de COVID-19-vaccins die in de Unie zijn toegelaten op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (12), of van een van de COVID-19-vaccins waarvoor de WHO-procedure voor Emergency Use Listing is voltooid; indien de reiziger 18 jaar of ouder is, zijn er niet meer dan 270 dagen verstreken sinds de toediening van de in het vaccinatiecertificaat vermelde dosis voor de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks, of, indien die periode van 270 dagen na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks is verstreken, heeft de reiziger een aanvullende dosis ontvangen;

b)

de reiziger is uiterlijk 180 dagen na de datum van het eerste positieve NAAT-testresultaat vóór de reis naar de lidstaten van COVID-19 hersteld;

c)

de reiziger heeft negatief getest op een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT) die uiterlijk 72 uur vóór vertrek naar de lidstaten is uitgevoerd.

3)

Om te bepalen of een situatie voor de toepassing van punt 2 als ernstig verslechterd moet worden aangemerkt, zouden de lidstaten in het bijzonder rekening moeten houden met de druk op hun gezondheidszorgstelsels als gevolg van COVID-19, met name wat betreft het aantal opnames en het aantal patiënten in ziekenhuizen en op intensivecareafdelingen, de ernst van circulerende SARS-CoV-2-varianten en de regelmatig door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding verstrekte informatie over de ontwikkeling van de epidemiologische situatie.

4)

Indien door een of meerdere lidstaten op grond van Aanbeveling (EU) 2022/107 van de Raad (13) opnieuw beperkingen worden ingevoerd met betrekking tot reizen binnen de Unie, zouden de lidstaten voorts, in nauwe samenwerking met de Commissie en het bij Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (14) opgerichte Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, moeten bespreken of uit hoofde van deze aanbeveling soortgelijke beperkingen moeten worden ingevoerd met betrekking tot reizen van derde landen naar lidstaten.

5)

Wanneer overeenkomstig punt 2 of punt 4 opnieuw beperkingen zijn ingevoerd, zouden reizigers in het bezit moeten zijn van een of meer van de volgende documenten:

a)

een geldig bewijs van vaccinatie dat is afgegeven op basis van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de Unie toegelaten COVID-19-vaccin;

b)

een geldig bewijs van vaccinatie dat is afgegeven op basis van een COVID-19-vaccin waarvoor de WHO-procedure voor Emergency Use Listing is voltooid, maar dat niet voorkomt op de lijst van vaccins die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de Unie zijn toegelaten;

c)

een geldig bewijs van herstel;

d)

een geldig bewijs van een negatieve moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT) uiterlijk 72 uur vóór vertrek.

6)

Kinderen jonger dan twaalf jaar mogen vóór vertrek niet worden onderworpen aan enige eis.

7)

De lidstaten zouden ook bij aankomst aanvullende maatregelen kunnen toepassen die in overeenstemming zijn met het Unierecht en het nationale recht, zoals aanvullende tests, zelfisolatie en quarantaine.

8)

Niettemin:

a)

zouden reizigers met een essentiële functie of behoefte zoals bedoeld in de bijlage (15) bij aankomst niet mogen worden onderworpen aan maatregelen die het doel van de reis in de weg staan;

b)

zouden de lidstaten voor werknemers in de vervoerssector, zeevarenden en grenswerkers niet meer dan een negatieve snelle antigeentest bij aankomst mogen verlangen om een lidstaat binnen te komen;

c)

zouden vliegtuigbemanningen moeten worden vrijgesteld van tests als hun verblijf in een derde land minder dan twaalf uur bedroeg.

9)

Wanneer de lidstaten bij aankomst aanvullende maatregelen opleggen zoals bedoeld in punt 7, zouden zij de reizigers op gemakkelijk toegankelijke wijze passende informatie moeten verstrekken.

Bewijs van vaccinatie, herstel en tests

10)

Naast de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven certificaten zouden de lidstaten bewijzen van vaccinatie tegen, herstel van of tests op COVID-19 moeten aanvaarden die vallen onder een uitvoeringshandeling die is vastgesteld uit hoofde van artikel 3, lid 10, of artikel 8, lid 2, van die verordening.

11)

Indien geen dergelijke uitvoeringshandeling is vastgesteld, zouden de lidstaten, in overeenstemming met punt 5, voor de toepassing van deze aanbeveling en overeenkomstig het nationale recht, een door een derde land afgegeven bewijs van vaccinatie, herstel of tests kunnen aanvaarden, rekening houdend met de mogelijkheid om de authenticiteit, geldigheid en integriteit van het document te verifiëren en na te gaan of het alle relevante gegevens bevat als bedoeld in Verordening (EU) 2021/953.

De aanpak van zorgwekkende of belangwekkende varianten en de noodremprocedure

12)

Wanneer in een derde land of regio een zorgwekkende of belangwekkende variant is ontdekt, zouden de lidstaten dringende maatregelen moeten nemen (“noodrem”) om de verspreiding van de variant naar de Unie tegen te gaan. In reactie op de opkomst van een dergelijke nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant in een derde land of een regio moet binnen 48 uur een vergadering binnen de structuren van de Raad worden bijeengeroepen om te bespreken of gecoördineerde maatregelen voor reizen naar de Unie nodig zijn teneinde de verspreiding van de nieuwe variant te vertragen, in nauwe samenwerking met de Commissie en met de steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. Indien nodig moeten de lidstaten op gecoördineerde wijze in de Raad passende voorschriften vaststellen. De lidstaten zouden bij wijze van uitzondering binnen de structuren van de Raad een dringende, gemeenschappelijke en tijdelijke beperking kunnen vaststellen voor alle reizen naar hun grondgebied voor onderdanen van derde landen die op enig moment in de 14 dagen vóór vertrek naar de lidstaten in dat derde land of die regio hebben verbleven. Dit zou ook moeten gelden in situaties waarin de epidemiologische situatie snel en ernstig verslechtert op een wijze die wijst op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant.

13)

Binnen de structuren van de Raad en in nauwe samenwerking met de Commissie zouden de lidstaten de situatie regelmatig en op gecoördineerde wijze moeten evalueren.

14)

Dergelijke beperkingen moeten na 21 kalenderdagen verstrijken, tenzij de lidstaten in het kader van de in de punten 12 en 13 beschreven procedure besluiten ze in te korten of met een extra periode te verlengen.

15)

Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding zou een kaart moeten publiceren en regelmatig bijwerken met een overzicht van de situatie met betrekking tot zorgwekkende en belangwekkende varianten in derde landen.

Vrijstellingen van tijdelijke reisbeperkingen

16)

De in de punten 2 en 12 bedoelde reisbeperkingen zouden niet van toepassing mogen zijn op reizigers met een essentiële functie of behoefte zoals bedoeld in de bijlage.

17)

De volgende categorieën personen zouden kunnen worden onderworpen aan de in de punten 2 en 12 vermelde reisbeperkingen, maar zouden de mogelijkheid moeten behouden om naar de Unie terug te keren:

a)

burgers van de Unie en onderdanen van derde landen die op grond van overeenkomsten tussen enerzijds de Unie en haar lidstaten en anderzijds die derde landen, rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie, alsook hun respectieve familieleden (16);

b)

onderdanen van derde landen die langdurig ingezetene zijn uit hoofde van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad (17) en personen die hun verblijfsrecht aan andere instrumenten van het Unierecht of van het nationale recht ontlenen of over een nationaal visum voor verblijf van langere duur beschikken, alsook hun respectieve gezinsleden.

Indien deze personen niet in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat, zouden zij bij aankomst aan de in punt 7 bedoelde aanvullende maatregelen kunnen worden onderworpen.

18)

De aanvullende maatregelen die overeenkomstig punt 7 bij aankomst zouden kunnen worden toegepast, zouden van toepassing moeten blijven op reizigers die overeenkomstig de punten 16 en 17 vrijgesteld zijn van beperkingen.

Communicatie met en informatieverstrekking aan het publiek

19)

Informatie over nieuwe maatregelen uit hoofde van punt 5 moet zo spoedig mogelijk en in de regel ten minste 48 uur voordat de maatregelen van kracht worden, worden bekendgemaakt.

Slotbepalingen

20)

Voor de toepassing van deze aanbeveling zouden inwoners van Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad/de Heilige Stoel moeten worden beschouwd als onderdanen van derde landen die onder punt 17, b), vallen.

21)

Deze aanbeveling komt in de plaats van Aanbeveling (EU) 2020/912. Zij zou van toepassing moeten zijn met ingang van 22 december 2022.

Gedaan te Brussel, 13 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (PB L 208 I van 1.7.2020, blz. 1).

(2)  Aanbeveling (EU) 2022/107 van de Raad van 25 januari 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 (PB L 18 van 27.1.2022, blz. 110).

(3)  Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(5)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(6)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(7)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(8)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(9)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(10)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(11)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(12)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(13)  Aanbeveling (EU) 2022/107 van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475.

(14)  Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).

(15)  Zie ook de richtsnoeren van de Commissie van 28 oktober 2020 (COM(2020) 686 final van 28.10.2020).

(16)  Zoals gedefinieerd in de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(17)  Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44).


BIJLAGE

Categorieën personen die reizen in het kader van de uitoefening van een essentiële functie of behoefte:

i.

zorgpersoneel, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;

ii.

grenswerkers;

iii.

vervoerspersoneel;

iv.

diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen, militair personeel, humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel;

v.

passagiers op doorreis;

vi.

passagiers die om dwingende gezinsredenen of om medische redenen reizen;

vii.

zeevarenden;

viii.

personen die werken aan kritieke of anderszins essentiële infrastructuren;

ix.

personen die internationale bescherming behoeven of om andere humanitaire redenen reizen.


Top